Over de Regionale Energie Strategie

column Douwe Jan Elzinga

GEMEENTERADEN MOETEN EN KUNNEN BESLISSEN OVER DE RES-INBRENG

Publicatiedatum: 04 mei 2020 LinkedIn

Hoogleraar Constitutioneel Organisatierecht RUG. Voorzitter Stichting Stibabo

 

Bevoegdheden kunnen niet zo maar van de gemeenteraden worden afgepakt

Gemeenten werken aan hun inbreng voor de regionale energietransitie. Die transitie is ingrijpend en vergaand. Opmerkelijk is echter dat niet de gemeenteraden, maar de colleges zijn aangewezen om over die inbreng te besluiten. Maar wie heeft dat eigenlijk beslist? Het staat in het Klimaatakkoord. Maar een akkoord is toch geen aanvaardbaar middel om de gemeenteraad een bevoegdheid af te pakken?

 

Wie herinnert zich nog het gedoe rond de invoering van de Politiewet-1993 en rond de invoering van de nationale politie in 2011? Weinigen waarschijnlijk. In ieder geval was in beide gevallen de invoering nogal bijzonder. De zaak was al min of meer beklonken en gedeeltelijk in uitvoering gebracht voordat de wetgever daar uiteindelijk over had beslist. In de betreffende regeerakkoorden stond dat de verandering van de politieorganisatie een topprioriteit zou moeten zijn en op basis van dat zware politieke commitment werd voortvarend te werk gegaan en de wetgever mocht er verderop een klap op geven. Dat de wetgever hier weinig mogelijkheid had om nog flink bij te sturen of de invoering als zodanig ter discussie te stellen, werd op de koop toegenomen. Maar in feite werd de rol van de wetgever hier natuurlijk flink beperkt. Iets vergelijkbaars doet zich nu voor bij de regionale energie-transitie. Zonder een afdoende wettelijke grondslag zijn er onder andere op basis van het Klimaatakkoord en het Klimaatplan RES-regio’s in het leven geroepen. En op basis van die zelfde akkoorden is voorgeschreven dat de colleges van B en W beslissen over de zogenaamde RES-inbreng.

 

Uitstel

Op 1 juni moesten aanvankelijk de RES-regio’s hun inbreng naar het nationale niveau opsturen en daarbij werden de colleges van de afzonderlijke gemeenten bevoegd verklaard om zich te committeren aan die inbreng vanuit de afzonderlijke gemeenten. Er werden ter uitvoering allerlei procedures verzonnen op basis waarvan een zo ruim mogelijke betrokkenheid kon worden georganiseerd van burgers, maatschappelijke organisatie en bedrijven. In de ene regio lukt dat beter dan in de andere. En er werd in het vooruitzicht gesteld dat als de ingebrachte arrangementen in ‘Den Haag’ waren getoetst, gewogen en waarschijnlijk bijgesteld in de tweede vervolgfase de gemeenteraden er hun zegen aan mochten geven. Vanwege de Corona-crisis is de datum van inbreng nu verplaatst van 1 juni naar 1 oktober en dat geeft voor de gemeenteraden wat meer tijd om nog eens goed na te denken wat nu eigenlijk hun positie is in deze zeer ingrijpende en vergaande transitie.

 

Slikken of stikken

In de raden bestaat nogal wat wantrouwen en onzekerheid over de procedure die nu wordt gevolgd. En dat is zeer begrijpelijk. Bij eerdere regionale operaties - zoals de omgevingsdiensten en de regionalisering van het sociaal domein etc. - mochten ook aanvankelijk duizend bloemen bloeien, werd een ‘bottum up’-beweging ingezet, maar uiteindelijk was het toch de nationale overheid die de knopen doorhakte, waarbij de gemeenten van alles en nog wat door de strot werd geduwd. De kans dat dit bij de regionale energietransitie opnieuw gaat gebeuren, is levensgroot en dan heeft de beslissingsbevoegdheid van de gemeenteraad in de tweede fase nauwelijks nog iets om het lijf en is het waarschijnlijk slikken of stikken.

 

Uitroeien met wortel en tak

Maar er is ook een meer principieel probleem. Is het eigenlijk wel toelaatbaar dat door middel van akkoorden - regeerakkoorden, klimaatakkoorden, klimaatplannen etc. - een wijziging van gemeentelijke bevoegdheden wordt gerealiseerd? Vanuit het hoofdschap van de gemeenteraad is het evident dat een ingrijpende gemeentelijke energie-transitie van deze omvang in alle fases behoort tot de beoordelingsbevoegdheid van de gemeenteraad en niet van het college. In sectorale wetgeving kan uiteraard in een beslisbevoegdheid van het college worden voorzien, maar die wetgeving is er niet. Om die reden is een aantal gemeenteraden van oordeel dat zij dan ook bevoegd zijn om een oordeel te vellen over de in te leveren RES-inbreng. Die raden hebben een sterk punt en andere raden zouden die handelwijze kunnen overnemen. Het argument om in het Klimaatakkoord de colleges bevoegd te verklaren en niet de raden was vooral dat de tijd te kort was om hier goed vorm en inhoud aan te geven. Nu de datum van 1 juni naar 1 oktober is verschoven, is die tijdsdruk er veel minder en zijn er voldoende redenen om hier alsnog de raden in beeld te brengen. En als dat niet door een algemene correctie gebeurt, moeten de raden zelf maar het heft in handen nemen, want het afpakken van raadsbevoegdheden door middel van akkoorden moet met wortel en tak worden uitgeroeid.