Decentralisaties sociale domein pakken voor gemeenten rampzalig uit

6 september 2018 – Deze week kwam in de Drechtraad (een regionaal bestuur van zeven gemeenten rondom centrumgemeente Dordrecht) aan de orde dat er grote tekorten zijn te verwachten op het sociale domein. Met ingang van 2015 zijn de drie grote decentralisaties in gang gezet. Het gaat daarbij om decentralisaties van de thuiszorg en begeleiding van ouderen en gehandicapten, participatie en de jeugdzorg.

 

Al ruim een tiental jaar hevelt het Rijk allerlei taken naar de gemeenten over onder het motto van bezuinigingen, waarbij – ten onrechte – gesteld wordt dat uitvoering door de gemeente efficiënter zou zijn. Dat begon met de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in 2004, toen de gemeenten met de bijstand werden opgezadeld. Per 1 januari 2015 zijn daar drie majeure decentralisaties bij gekomen en heeft de gemeente nieuwe taken gekregen op het gebied van Jeugdzorg, langdurige zorg en hulp bij het vinden van werk.

 

Deze decentralisaties zijn doorgedrukt om bij het Rijk bezuinigingen door te voeren. De taken zijn naar de gemeenten overgeheveld – of liever gezegd: over de schutting gegooid. Op het totale budget dat de gemeenten hiervoor krijgen, is fors gekort onder het motto dat de gemeenten ‘dichter bij de burger’ zouden staan en de taken dus efficiënter zouden kunnen uitvoeren. Deze decentralisaties zijn conceptueel echter niet goed doordacht. Er zijn drie basisproblemen: zij zijn economisch inefficiënt, zij leiden tot ongelijkheid tussen gemeenten en zij gaan ten koste van de rechtszekerheid en de democratische controle.

 

ECONOMISCH INEFFICIËNT

Dat de decentralisaties economisch inefficiënt zijn moge duidelijk zijn: de thans 380 Nederlandse gemeenten moeten ieder hun eigen beleid ontwikkelen, waarbij ambtenaren ieder voor zich opnieuw het wiel moeten uitvinden. Het is veel efficiënter als dit beleid centraal door het Rijk wordt bepaald, waarbij een uniform, landelijk beleid uiteraard zo ‘dicht bij de burger’ kan worden uitgevoerd door decentrale vestigingen van het Rijk. Het is een misvatting dat ‘dicht bij de burger’ en maatwerk per se inhouden dat de uitvoering door de gemeente moet worden gedaan. De decentralisatie is economisch inefficiënt en leidt tot hogere kosten, die uiteindelijk door de belastingbetaler gedragen moeten worden.

 

Daarbij komt dat zorgverleners in plaats van met één overheid, met allerlei verschillende gemeenten moeten onderhandelen die ieder hun eigen wensen hebben.  Dat leidt tot veel extra bureaucratie en tot inefficiënties. Uiteindelijk is de zorgbehoevende daarvan de dupe: ofwel door een slechtere kwaliteit ofwel door een hogere prijs.

 

ONGELIJKHEID

Als iedere gemeente zijn eigen beleid moet voeren, leidt dat uiteraard tot ongelijkheid tussen gemeenten. De ene gemeente zal bepaalde kosten vergoeden die bij de andere geweigerd worden, hetgeen onder meer zal afhangen van de financiële positie van de gemeente, het beroep dat op de zorg wordt gedaan en de toevallige voorkeuren van de behandelend ambtenaar dan wel de verantwoordelijke wethouder. Dat is een kennelijk bedoeld effect van de decentralisatie. Maar is dat wenselijk? De zorgkosten worden uiteindelijk gefinancierd door belastingen die het Rijk heft. Wij betalen allen dezelfde belasting, maar krijgen er een ander product voor terug, afhankelijk van de gemeente waarin wij wonen. Daarbij komt dat gemeenten die door hoge zorgkosten en andere kosten weinig middelen hebben, minder aantrekkelijk zijn als woonplaats; wie de keus heeft zal daar niet gaan wonen. Dat verzwakt op termijn de financiële draagkracht van de betreffende gemeente die zo nog meer in de kosten moet snijden.

 

Deze ongelijkheid wordt ten onrechte verward met maatwerk. Maatwerk houdt in dat je maatregelen neemt die toegesneden zijn op het specifieke geval. Maar maatwerk hoeft niet in te houden dat gelijke gevallen ongelijk behandeld worden, integendeel.

 

RECHTSZEKERHEID EN DEMOCRATIE

Volgens sommigen zou het decentraliseren van de Rijkstaken tot meer democratie leiden, het beleid kan immers ‘dicht bij de burger’ democratisch gecontroleerd worden. Wij constateren evenwel dat de decentralisatie ten koste van de rechtszekerheid gaat en ook van de democratische controle.

De decentralisaties gaan ten koste van de rechtszekerheid: je bent als zorgvrager afhankelijk van het beleid van de gemeente waarin je woont en dat kan sterk afwijken van dat van andere gemeenten. Je kunt er dus niet op vertrouwen dat wat men in Nederland als norm accepteert, ook in jouw gemeente wordt toegepast. Bovendien blijkt dat de zorg ook nog kan afhangen van de vraag of het budget voor dat jaar al toevallig op is. Dit soort onzekerheden doen zich niet of minder snel voor bij een landelijke regeling.

 

De zogenaamde democratische controle is een farce. Gemeenteraden hebben minder tijd en ondersteuning dan bijvoorbeeld de Tweede Kamer om het beleid van de gemeente in al zijn details te controleren. Maar stel dat dat wel zou kunnen; dan zou op gemeentelijke schaal de rolstoel voor mevrouw A moeten worden afgewogen tegen de traplift van meneer B. En dat zou dan een rol moeten spelen bij gemeenteraadsverkiezingen? Dit is domweg onzindelijk. Wij moeten dit niet willen[1].

 

TEKORTEN OP HET SOCIAAL DOMEIN

Tijdens de Drechtraad van 4 september 2018 is aan de orde gekomen dat de 7 gemeenten die samen de regionale (gemeenschappelijke regeling) Drechtsteden vormen tientallen miljoenen euro’s tekorten verwachten op het sociaal domein (Bron: Raadskrant regio Drechtsteden september 2018).

 

De verwachte tekorten belopen deze bestuursperiode tientallen miljoenen euro’s. In de aangehaalde Raadskrant wordt betoogd dat de groei van de uitgaven in het sociaal domein een hypotheek zal leggen op de andere ambities van de regio Drechtsteden. Raadsleden in gemeenten zullen voor een aantal stevige keuzes komen te staan. Het feit dat er binnen de regio Drechtsteden veel is bereikt, betekent niet, zo wordt betoogd, dat er geen ruimte zou zijn om nog tot verbeteringen te komen. Er zou niet alleen naar het financiële perspectief gekeken moeten worden maar ook naar perspectieven om inwoners blijvend mee te laten doen in de samenleving.

 

Landelijk is er binnen de regio Drechtsteden sprake van een tekort op het budget voor de uitvoering van de bijstand. In de regio Drechtsteden wordt het tekort in 2018 geschat op € 7,2 miljoen euro. Het instrument Integratie Uitkeringen Sociaal Domein werd gebruikt om de geoormerkte gelden voor de decentralisaties WMO, Jeugd en Participatie onder de gemeenten te verdelen. De gevolgen van de herverdeeleffecten werden met het instrument van de integratie-uitkering opgevangen.

 

De gemeenten die van het Rijk via aparte uitkeringen deze middelen toebedeeld kregen stuurden deze door naar de regio Drechtsteden. Daarmee was het financiële kader steeds heel helder. Maar vanaf 2019 zullen de integratie-uitkeringen sociaal domein opgaan in de algemene uitkering. En dan zal ook het financieel kader voor de verschillende onderdelen van het sociaal domein verdwijnen. Vandaar dat gesteld wordt dat er een noodzaak bestaat binnen de regio Drechtsteden te komen tot een nieuw financieel kader.

 

Daarnaast, een extra complicatie, zal de wijze van financiering van het sociaal domein door het Rijk veranderen. Het gaat om andere berekeningen en grondslagen voor berekeningen waardoor de bijdragen van het Rijk aan de gemeenten via het gemeentefonds zullen veranderen. De re-integratie-uitkeringen die nu nog onverkort via de algemene uitkering worden gestort worden onderdeel van de zogenaamde ‘trap op, trap af’ systematiek ofwel ook genoemd ‘het accres’. Door dit te doen zou een stabielere accresontwikkeling en een duidelijker inzicht in de prognose van het gemeentefonds ontstaan.

 

En dan is er het Regeerakkoord (kabinet Rutte III) op basis waarvan een Interbestuurlijk Programma is opgesteld. Het gaat om vrijwillige samenwerking van gemeenten op tien opgaven, waaronder wonen, werken, economie, klimaat, sociaal domein en migranten. Daarvoor bestaat echter geen financiële dekking. Omdat de grondslag voor de berekening van het gemeentefonds verandert, zal het sociaal domein via de beweging van ‘het accres’ gaan concurreren met andere beleidsvelden van gemeenten. En daar moeten dan weer politieke afwegingen in worden gemaakt.

 

De spreekwoordelijke adder onder het gras is dat de accresontwikkeling positief lijkt, maar er zijn ook risico’s aan verbonden. Het Rijk wil een streep zetten onder lopende discussies met gemeenten over de tekorten op de budgetten van het sociaal domein. Gemeenten vinden daarentegen dat er structureel middelen bij moeten. Daarnaast is het een risico als de bekostiging van de gemeentelijke taken afhankelijk wordt van de ‘accres-systematiek’ die is overeengekomen, omdat de gemeenten minder middelen tot hun beschikking krijgen als het Rijk besluit te bezuinigen.

 

De kans is groot dat de sinds 2015 in gang gezette decentralisaties zich in de dagelijkse praktijk waar de gemeenten mee te maken hebben gaan ontpoppen tot een soort van gemankeerde vorm van centralisatie, ook wel de decentralisatie paradox genoemd, waarbij de financiële dekking voor de uitvoering van de gemeentelijke taken in eerste instantie door de gemeenten zelf zal moeten worden gevonden. Maar de gemeenten beschikken daarvoor niet over toereikende middelen.

 

Dat brengt ons tot het inzicht dat we in de regio Drechtsteden in jaren van deze bestuursperiode sterk oplopende, substantiële, tekorten op het sociale domein gaan zien. De economische inefficiënties, de ongelijkheid tussen inwoners binnen Nederland alsmede de rechtszekerheid en de kwaliteit van de lokale en regionale democratie komen hierdoor sterk onder druk te staan. Dit is een onwenselijke ontwikkeling. De niet goed doordachte decentralisaties op het sociale domein kunnen zelfstandige gemeenten grote schade gaan berokkenen. Het is aan lokale en regionale politici om hiertegen in verzet te komen.

 

Ruud Lammers

Fractievoorzitter Onafhankelijk Papendrecht

 

 



[1] De enige landelijke politieke partij die hier consequent stelling tegen heeft genomen is de Liberaal Democratische Partij.